U kijkt thans naar: Medela - nl_BE
U kunt een alternatieve Medela-website in een van deze landen selecteren:

Producten

Borstvoeding

Een pasgeboren baby borstvoeding geven

Tijd om te lezen: 3 min.

Het is bekend dat ziekenhuis- en verloskundige praktijken invloed hebben op de eerste borstvoedingservaringen. Stress tijdens en vlak na de bevalling kan gevolgen hebben voor de timing van lactogenese II (start melksecretie) en het succes van lactatie op de lange termijn. Met start van de melksecretie wordt het op gang komen van een substantiële melkproductie bedoeld, ingezet door het dalende progesteronniveau circa twee tot drie dagen na de bevalling. Op dit moment zijn de borsten volledig gedifferentieerd en functioneel en voelen ze 'vol' aan. Bij moeders die deze fase later bereiken (> 72 uur), is er een groter risico op een kortere borstvoedingsperiode dan bij moeders die vroeger in deze fase komen.

Risicofactoren voor een vertraagde melksecretie

Bepaalde biologische factoren, zoals het BMI, ziekte bij moeder of baby, geboortegewicht, gestationele leeftijd, vorm borst en tepel, angst en stress kunnen een invloed hebben op de eerste borstvoedingsuren en de start van de melksecretie vertragen. Daarnaast kunnen specifieke risicofactoren verbonden aan verloskundige- en ziekenhuispraktijken negatieve gevolgen voor de lactatie op de lange termijn hebben als hierop niet kort na de bevalling adequaat wordt ingegrepen.

Risicofactoren met betrekking tot de bevalling:

  • keizersnede,
  • duur van de bevalling,
  • verhoogde cortisolniveaus bij de moeder en de foetus,
  • medicatie tijdens de bevalling.

Risicofactoren tijdens het verblijf in het ziekenhuis:

  • tijdstip van eerste keer dat baby wordt aangelegd,
  • voedingsfrequentie,
  • gebruik van fopspenen,
  • steun familie en vrienden,
  • motivatie om borstvoeding te geven,
  • zuigvermogen en temperament van de baby.

Om deze risicofactoren tijdens de weeën, de bevalling en het verblijf in het ziekenhuis te beperken kan het al in een vroeg stadium verstandig zijn om de hulp van een professional in te roepen, zodat moeders hun baby vanaf de geboorte borstvoeding kunnen geven.


Vroeg opstarten van borstvoeding

Meerdere wetenschappelijke onderzoeken hebben aangetoond dat er betere borstvoedingsresultaten worden geboekt bij pasgeboren baby's die onmiddellijk na de geboorte huid-op-huidcontact met hun moeder hebben en binnen het eerste uur na de geboorte borstvoeding krijgen. Onder betere borstvoedingsresultaten verstaan we onder andere een lager risico op een verlate melksecretie, een betere melkproductie en een langere borstvoedingsperiode. Het is daarom belangrijk dat de moeder onmiddellijk na de geboorte in de verloskamer de kans krijgt om borstvoeding te geven en huid-op-huidcontact met de baby te maken. Het wordt aanbevolen de moeder en baby tijdens de eerste uren niet te scheiden. De eerste voedingen mogen niet worden onderbroken, tenzij er medische bezwaren zouden zijn.

Ook moeders die een keizersnede hebben ondergaan kunnen huidcontact met de baby hebben, door de baby op de bovenbuik en de borst te leggen. Deze moeders zullen waarschijnlijk de hulp van verpleegkundigen en familieleden moeten inroepen om de baby correct te positioneren.

Als er in het eerste uur geen borstvoeding kan worden gegeven omdat moeder en kind zijn gescheiden, wordt aanbevolen om binnen dat uur af te kolven. Aangetoond is dat bij moeders die binnen een uur beginnen af te kolven, de lactatie sneller wordt geïnitieerd, de borstvoedingsperiode langer is en de melkproductie groter is dan bij moeders die hiermee later beginnen.


Frequente borstvoeding

Frequente borstvoeding is belangrijk om de melkproductie bij de moeder op peil te houden en om postnataal gewichtsverlies bij de baby te minimaliseren en het bilirubineniveau te laten dalen. Moeders die tijdens de eerste twee weken na de bevalling frequenter borstvoeding geven, blijken een grotere melkproductie te hebben dan moeders die minder vaak borstvoeding geven. Een gelijksoortig effect is vastgesteld bij moeders die afhankelijk zijn van de borstkolf en frequent afkolven.

Nieuwe moeders moeten daarom worden aangemoedigd om borstvoeding te geven of bij elke borstvoeding elke borst aan te bieden. Pasgeboren baby's drinken doorgaans per 24 uur acht tot twaalf keer aan de borst, met een tussentijd van gemiddeld twee tot drie uur. Dit verschilt echter sterk van baby tot baby. 


Ziekenhuispraktijken

Het is noodzakelijk om het personeel op te leiden en een wetenschappelijk onderbouwd lactatiebeleid in te voeren. In dit beleid moet het belang van borstvoeding worden erkend en hierin moeten aspecten zoals borstvoeding op vraag, moeder en kind in dezelfde ruimte, aanleggen zonder onderbreking en standaardprotocollen voor borstvoedingsmanagement in het geval van problemen bij moeder of baby worden aangemoedigd. Daarnaast moeten fopspenen en bijvoeding worden vermeden (tenzij medisch geïndiceerd). Bij ontslag uit het ziekenhuis is het belangrijk dat de moeder de contactgegevens krijgt van lactatiekundigen, zodat ze ook in de toekomst kan worden ondersteund.

Onderzoekssamenvattingen

Delayed onset of lactogenesis among first-time mothers is related to maternal obesity and factors associated with ineffective breastfeeding

Delayed onset of lactogenesis (OL) is most common in primiparas and increases the risk of excess neonatal weight loss, formula supplementation, and early weaning. ...

Nommsen-Rivers LA, Chantry CJ, Peerson JM, Cohen RJ, Dewey KG (2010)

Am J Clin Nutr. 92(3):574-84


Association of timing of initiation of breastmilk expression on milk volume and timing of lactogenesis stage II among mothers of very low-birth-weight infants

Feeding breastmilk to premature infants decreases morbidity but is often limited owing to an insufficient milk supply and delayed attainment of lactogenesis stage II. Early ...

Parker LA, Sullivan S, Krueger C, Mueller M (2015)

Breastfeed Med. 10(2):84-91

Literatuur

Nommsen-Rivers, L.A., Chantry, C.J., Peerson, J.M., Cohen, R.J. & Dewey, K.G. Delayed onset of lactogenesis among first-time mothers is related to maternal obesity and factors associated with ineffective breastfeeding. Am J Clin. Nutr 92, 574-584 (2010).

Berra, S. et al. Correlates of breastfeeding duration in an urban cohort from Argentina. Acta Paediatr. 92, 952-957 (2003).

American Academy of Pediatrics and The American College of Obstetricians and Gynecologists. Breastfeeding Handbook for Physicians 2006).

Murray, E.K., Ricketts, S. & Dellaport, J. Hospital practices that increase breastfeeding duration: results from a population-based study. Birth 34, 202-211 (2007).

Chen, D.C., Nommsen-Rivers, L., Dewey, K.G. & Lonnerdal, B. Stress during labor and delivery and early lactation performance. Am. J. Clin. Nutr. 68, 335-344 (1998).

Hill, P.D., Aldag, J.C., Chatterton, R.T., Zinaman, M. Comparison of Milk Output Between Mothers of Preterm and Term Infants: The First 6 Weeks After Birth. J Hum Lact 2005, 21(1): 22-30.

Hill, P.D., Aldag, J.C. & Chatterton, R.T. Initiation and frequency of pumping and milk production in mothers of non-nursing preterm infants. J Hum Lact 17, 9-13 (2001).

Hopkinson, J., Schanler, R. & Garza, C. Milk production by mothers of premature infants. Pediatrics 81, 815-820 (1988).

Parker, L.A., Sullivan, S., Krueger, C., Kelechi, T. & Mueller, M. Effect of early breast milk expression on milk volume and timing of lactogenesis stage II among mothers of very low birth weight infants: a pilot study. J Perinatol 32, 205-209 (2012).

Parker, L.A., Sullivan, S., Krueger, C., & Mueller, M. Association of timing of initiation of breastmilk expression on milk volume and timing of lactogenesis stage II among mothers of very low-birth-weight infants. Breastfeed Med (2015).